top of page
Zoeken
ncspaans

De Sioux-deken van Zaalberg

Bijgewerkt op: 6 apr. 2023


Door Mienke Simon Thomas


Op de voorjaarsbeurs van 1954 in Utrecht presenteerde de Leidse dekenfabriek Zaalberg een opmerkelijke nieuwe deken. Zij was wit met felgekleurde brede strepen, speciaal bestemd voor jongens. Ze noemden haar de Sioux-deken. Er werd een kaart bij gemaakt waarop een jongen met een verentooi en de deken over zijn schouder met een pijl en boog op het Zaalberg-logo schiet.


Reclamekaart voor de Sioux-deken, 1954 (ELO)


De deken had op de beurs meteen al veel bekijks, al vond één journalist het ook wel een beetje verspilling en overdreven luxe om speciaal voor een kind een deken te ontwerpen. De trots van Zaalberg op deze deken blijkt onder meer ook uit de feestelijk opgetuigde ‘praalwagen’ van de firma J. Veldhuijsen tijdens een groot zomerfeest in dat zelfde jaar in Baarn. De Sioux-deken prijkt bovenop de vele andere kunstig gedrapeerde Zaalbergdekens op de auto.

Versierde auto van de firma J. Veldhuijsen in een optocht in Baarn met bovenop de Sioux-deken, 1954 (ELO)


De vrolijke kinderdeken was in het assortiment van Zaalberg op dat moment beslist nog een unicum. Veruit de meeste dekens waren effen, hooguit met enkele strepen, óf hadden een klassiek medaillon motief. Alles werd geweven in de kleuren zalm, lichtblauw en zachtgroen. Deze deken met zijn brede strepen in de felle kleuren geel, rood, zwart en groen was op dat moment op de Nederlandse markt iets totaal nieuws.


Enkele maanden geleden konden we zo’n Sioux-deken voor onze studiecollectie kopen. In mijn hierop volgende zoektocht naar naar de oorsprong van dit bijzondere ontwerp stuitte ik al spoedig in de studiezaal van Erfgoed Leiden en Omstreken op materiaal dat het antwoord leek te geven. Het waren enkele foto’s en andere documenten die verband hielden met het jubileum van de blijkbaar zeer gewaardeerde procuratiehouder van Zaalberg: Jan van der Waard. Deze was in 1968 maar liefst vijfenveertig jaar in dienst bij de dekenfabriek. Een feestlied, ter ere van hem geschreven, memoreert dat Van der Waard begin jaren vijftig de Sioux-deken bedacht had. Op de maat van: “Mien, waar is mijn feestneus”:


“Jan waar is de Sioux, Jan waar is de Sou…

[…]

Het was kort na de oorlog

Er werd weer goed verkocht

Vooral de Sioux deken

Waar Van der Waard op pocht

Hij had het plan geopperd

Van de gestreepte stof

Maar dekens te gaan maken

En Zaalberg heeft gebofd.”

[…]

Jan waar is de Sioux, Jan waar is de Sou…”


Bij nader inzien blijkt dit verhaal slechts zeer ten dele waar; misschien was het zelfs helemaal onwaar. Niet veel later kwam ik er namelijk achter dat dekens met dit specifieke streeppatroon kort na de Tweede Wereldoorlog met duizenden werden geweven en verkocht in Canada en de Verenigde Staten. Ze werden geproduceerd in wel tien verschillende dekenfabrieken in het Verenigd Koninkrijk, in de Verenigde Staten en in Canada. Sterker nog: dat was toen al bijna honderd jaar het geval!

Aanbod van HBC Multi-stripe dekens op een beurs in Winnipeg (Manitoba / Canada) in 1949 (National Film Board of Canada. Photothèque / Library and Archives Canada)


Hoe kan dit? Wat gebeurde er werkelijk begin jaren ‘50 op het kantoor en in de tekenkamer van Zaalberg aan de Herengracht in Leiden?


Indianen

In ieder geval was in 1954 de belangstelling voor ‘indianen’, zoals de inheemse bewoners van de nieuwe wereld halverwege de vorige eeuw nog zonder problemen genoemd werden, groot. Overigens, zoals alles wat uit Amerika kwam toen enorm populair was. De toen al vijftig jaar eerder uitgekomen boeken van Karl May lagen aan de bron van deze interesse voor de inheemse bewoners van Amerika; zij werden na de oorlog nog altijd veel gelezen. In Nederland verscheen bovendien de meer dan zestig-delige serie Arendsoog, van J. en P. Nowee. Films over indianen, zoals Sitting Bull en The Devils Doorway werden in de jaren 50 uitgebracht en The Song of Hiawatha, gebaseerd op een episch gedicht van H.W. Longfellow, werd - ook in Europa - tientallen malen uitgevoerd. En dan was er natuurlijk de gelijknamige stripfiguur Kleine Hiawatha in de Donald Duck: kinderen konden er geen genoeg van krijgen. En vergeet ook Klukkluk niet, de door Herbert Joeks gespeelde grote vriend van Pipo de Clown. Moeders naaiden indianenpakken, vaders maakten pijl-en-bogen en ook zelf herinner ik me het indianenkamp, waaraan ik halverwege de jaren 60 met een veer op mijn hoofd deelnam.


En blijkbaar was ook Zaalberg-directeur W.A. Schrandt danig onder de indruk toen hij op de British Industries Fair in Londen in 1949, onder de duizenden bezoekers een echte indiaan - in vol ornaat - aantrof. Ze raakten in gesprek en Schrandt nodigde hem uit voor een bezoek aan zijn dekenfabriek in Leiden. Nu was dit bij nader inzien helemaal geen ‘gewone’ indiaan, maar niemand minder dan Mister Oskenonton, oftewel Vliegend Hert. Deze beroemde Mohawk had zich in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog ontwikkeld tot een operazanger en was een bekende Amerikaan. In Londen zou hij kort na zijn ontmoeting met Schrandt, ondersteund door een koor van duizend indianen, een uitvoering geven van de The Song of Hiawatha.


Zijn bezoek aan de dekenfabriek was groot nieuws in Leiden. In de kranten verschenen verslagen met foto’s en een beschrijving van de fraaie deken die Oskenonton om zich heen had geslagen. Kortom, dat er bij Zaalberg begin jaren 50 belangstelling was voor indianen en indianendekens en men er van uitging dat dit ook bij hun klanten het geval was, dat moge duidelijk zijn.

Mister Oskenonton bezoekt de Zaalberg-fabriek in Leiden, Nieuwe Leidse Courant, 13 mei 1949


Indianen en dekens

Maar wat had de Sioux-deken van Zaalberg nu feitelijk met indianen te maken? Om dat iets beter te begrijpen is een beknopte toelichting op de dekens van de inheemse bewoners van Amerika hier op zijn plaats. Om te beginnen moet men zich realiseren dat dekens door de indianen vooral als ‘kledingstuk’ werden gebruikt. Als een warme omslagdoek die op diverse verschillende manieren over de schouders gedrapeerd kon worden.


De beroemdste indianendekens zijn die van de Navajo’s, die leefden in het zuiden van de Verenigde Staten, niet ver van de Mexicaanse grens. De oorsprong van hun bijzondere dekens gaat overigens niet eens heel veel eeuwen terug, maar dateert uit de achttiende eeuw. De Navajo-dekens zijn vanaf dat tijdstip geleidelijk aan ontwikkeld met behulp van de technieken, de materialen en de vormen die enerzijds werden overgenomen van de oudere Pueblo stammen in die regio, die hen leerden weven, en anderzijds van de Spaanse kolonisten. Laatstgenoemden brachten namelijk pas in de zeventiende eeuw het schaap naar de nieuwe wereld. Dat wil zeggen: het schaap dat als vee gehouden werd en waarvan de wol werd afgeschoren, het vlees gegeten en de huiden tot leer verwerkt. Het vroegste en vervolgens het meest gemaakte dekenpatroon van de Navajo’s was een eenvoudige brede streep. Dekens met deze zwarte strepen – ongeveer de breedte van een vrouwenhand - werden de Chiefs Blankets genoemd: de Hoofdman-dekens.

Voorbeeld van een Chiefs Blanket van de Navajo’s , eind 18de eeuw (John Moran Auctioneers)


De dekens - en het weven ervan – raakte bij de Navajo’s omgeven door mythische verhalen en spirituele betekenissen. In de negentiende eeuw werden de patronen steeds complexer. Deze nu veel kleurrijkere dekens waren bestemd voor bijzondere personen en speciale gelegenheden.

Navajo dekens in vaste opstelling van het Museum voor Volkenkunde in Leiden


De Navajo-dekens waren wind- en waterdicht; het kwam voor dat water in een deken over lange afstanden vervoerd werd. Zij weefden hun dekens op verticale getouwen, die heel eenvoudig konden worden opgebouwd met behulp van palen, die in de grond werden vastgezet.






Een Navajo weefster omstreeks 1920-30 (afgebeeld in Handwerkwereld 30 november 2015)


Het spinnen en weven vond grotendeels in de openlucht plaats. De gebruikte kleuren waren de natuurlijke wolkleuren wit en donkerbruin en daarna volgden al snel blauw, rood, groen en geel. De rode strepen en vlakken werden aanvankelijk gemaakt met het scharlakenrode garen dat werd verkregen door het uitrafelen van de rode Europese lakense wollen stoffen. Zij noemden dit laken bayeta en het werd door de Spanjaarden naar de Nieuwe Wereld verscheept. De stoffen kwamen uit Engeland, waar het weven van lakense stoffen in de 15de eeuw was opgebloeid, tegelijk met de (eerste) neergang van de Leidse lakenweverij. Indirect was op deze manier dus ook de Leidse textielnijverheid nog van invloed op de Navajo-dekens. In de negentiende eeuw werden de zelfgeweven Navajo-dekens voor dagelijkse gebruik verdrongen door de industrieel gemaakte dekens die uit Engeland werden geïmporteerd. De unieke dekens met kleurrijke en complexe patronen worden nu nog altijd met de hand geweven.


Deze verdringing van de dekens van de oorspronkelijke bewoners van Amerika vond al veel eerder plaats in de meer noordelijke gebieden van de Verenigde Staten en in Canada. Hun traditionele, ambachtelijke dekens werden namelijk al twee eeuwen eerder door Europese wollen dekens uit de markt geconcurreerd. Dat gebeurde bijvoorbeeld ook met de dekens van de Salish.

Salish deken (Simon Fraser University Museum of Archaeology and Ethnology, Burnaby, Canada)


Deze bewoners van de noordwest kunst van het huidige Canada stonden ook bekend om hun bijzondere weefvaardigheid. De Salish gebruikten voor hun dekens wol en haren van onder andere wilde geiten en ook van honden – die twee keer per jaar geschoren werden. Maar tevens verwerkten zij in hun dekens alle mogelijke vezels afkomstig van planten en bomen. De kennis en vaardigheid die zij hiervoor hadden ontwikkeld was groot.


Maar nadat de Fransen en Engelsen het enorme gebied in het noorden in de loop van de zeventiende- en de achttiende eeuw binnentrokken, groeide de populariteit van de Europese wollen deken, ook bij de inheemse bewoners, snel. Een opmerkelijke speler in dit proces, waarbij ‘verkennen’ geleidelijk aan overging in ‘handeldrijven’ en tenslotte in ‘bezetten’, was de Britse Hudson’s Bay Company (HBC). In honderden handelsposten in dit onafzienbare, koude en ongerepte gebied rondom de Hudson Bay werd door medewerkers van de HBC handel gedreven met de indianen. Deze ruilden hier de vachten van de door hen buitgemaakte bevers, vossen en lynxen tegen onder andere wollen dekens en koperen ketels uit Engeland. Dekens, die geweven waren in een van de vele weverijen in de Britse dekenstad Witney in Oxfordshire, of in dekenweverijen in Yorkshire. Het vroegste bewijs van de handel door de HBC met een dekenwever in Whitney dateert uit 1681. De HBC leverde de indianen eenvoudige, wollen dekens met een brede streep aan de uiteinden. Ook deze strepen waren ongeveer een hand breed en het kan bijna niet anders dan dat de Engelse dekenwevers bekend waren met de voorliefde van de indianen voor dergelijke robuuste strepen. Ze werden gemaakt in wit en donkerbruin, maar ook in kleur. Wit was, in het vaak besneeuwde noorden, natuurlijk de beste camouflagekleur.

Een groep Blackfoot indianen met dekens en van dekens gemaakte jassen, gefotografeerd door Bourne and May, omstreeks 1886-1891 in Calgary (Canada) met dominee J.W. Tims en dominee Frank Swainson (collectie British Museum Londen)


Al spoedig werden deze dekens Point Blankets genoemd: puntendekens. Op de HBC dekens gaf men namelijk door middel van enkele dunne strepen de grootte van de deken aan. Dit gebeurde met gekleurd garen, met grote steken op de dekens genaaid. Later werden deze strepen ingeweven.


Hudson’s Bay Company 3,5 Point Blanket en hieronder het puntensysteem van de HBC Point Blankets







Hoe meer strepen, hoe groter de deken. De dekens hoefden zo niet helemaal opengevouwen te worden om hun formaat te weten. In de negentiende eeuw groeide de populariteit van de Multi-stripe Point Blanket: een deken met de witte achtergrond en brede banen in de kleuren zwart, rood, geel en groen. Vooral de nakomelingen van de inheemse bewoners die trouwden met Schotse handelaren en Franse kolonisten, de Metis, bleken enthousiast over dit meer kleurrijke streeppatroon. In de twintigste eeuw groeide juist deze gestreepte deken uit tot de standaard Hudson Bay deken.



De door Zaalberg in 1954 voor het eerst geproduceerde, gestreepte Sioux-deken was niets meer en niets minder dan een kopie van de toen al een eeuw door de Britse (en Amerikaanse en Canadese) dekenweverijen gemaakte Multi-stripe. Een deken die vooral in Canada een iconische deken was geworden en een deken waaraan zelfs complete boeken zijn gewijd.

Boekje over de beroemde Multi-stripe HBC Blanket, verschenen in 2002


Het kan toch bijna niet anders dan dat de directie van Zaalberg hiervan op de hoogte was? Zij móeten deze dekens gezien hebben op de internationale handelsbeurzen die zij bezochten. En dat Zaalberg met deze deken zelf ook ambities had op de internationale dekenmarkt blijkt uit het etiket dat ze op de deken naaiden. Dit etiket met als ondergrond de kleuren van de Nederlandse vlag werd door Zaalberg, voor zover we dat nu kunnen nagaan, vooral op exportdekens genaaid.

Het exportetiket van Zaalberg (coll. Museum De Lakenhal)




623 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page