Wandelen met de Rhedense schaapskudde
- ncspaans
- 20 okt
- 2 minuten om te lezen
Door Mienke Simon Thomas
Donderdag 16 oktober hebben veertien vrijwilligers van de Stichting Leidse Deken meegelopen met schaapherder Herman van de Rhedense Schaapskudde. Deze kudde begraast het Herikhuizer veld en de Beekhuizense heide van het Nationaal Park de Veluwezoom.

De kudde waarmee we op stap gingen bestond uit ongeveer tweehonderd Veluwse Heideschapen en was aangevuld met negen geiten. De belangrijkste karakteristieken van het Veluwse heideschaap zijn: hoog op de poten, lange, bewolde staart, gebogen neus, geen horens en een echt witte kleur van de wol. Ze wegen tussen de 60 en 70 kilogram.

Herder Herman is een van de vrijwilligers, die samen met twee betaalde schaapherders ervoor zorgt dat de schapen in principe elke dag de hei op kunnen gaan. Hij neemt dan zijn eigen honden Spark en Jenn mee, twee actieve border collies die uitsluitend naar Engelstalige commando’s luisteren. En natuurlijk naar het speciale herdersfluitje dat Herman om zijn nek heeft hangen.

We troffen het enorm: het was niet koud, er was geregeld zon en de herfstkleuren prachtig. De bijgaande foto’s laten dit goed zien. Al wandelend en geregeld stilstaand om de schapen de tijd te geven om te grazen, vertelde Herman ons veel wat we nog niet wisten. De kudde heeft primair als doel de heide kort te houden en het gras er tussen weg te eten. De dag dat onze groep meeliep was dat moeilijk, omdat de schapen duidelijk de voorkeur gaven aan de miljoenen verse eikels die kort daarvoor uit de prachtige oude eikenbomen waren gevallen. De schapen houden de heide kort met hun snijtanden. We konden goed zien dat ze steeds de bovenste, uitgebloeide bloemetje van de heideplanten eraf risten.

In het verleden hadden deze heideschapen ook een ander doel: namelijk de productie van mest. Daarvoor werden ze – als ze niet op de hei liepen - in een zogenaamde ‘potstal’ geplaatst. In Rheden staat nog een origineel exemplaar hiervan. De bodem van zo’n stal was diep uitgegraven. De uitwerpselen van de schapen werden steeds bedekt met heideplaggen, waardoor die bodem geleidelijk aan hoger kwam te liggen. Wanneer ze hoog genoeg was, werd stal uitgegraven en de mest verkocht. De komst van de kunstmest betekende daarom (bijna) de doodsteek voor de schapen op de Veluwe.

Toch werd ook hun wol wel degelijk gebruikt. De Leidse dekenwevers verwerkten in de 18e en 19e eeuw heel veel wol van dat Veluwse heideschaap. Zij noemden die wol toen: ‘bruwier-wol’. Pas een jaar geleden heb ik de link met heide gelegd. Bruwier is ongetwijfeld een verbastering van het Franse bruyere, wat heide betekent.
Herder Herman vertelde ons dat er al enkele jaren een project gaande is om dit specifieke ras weer ‘terug te fokken’ naar het ‘oorspronkelijke’ Veluwse Heideschaap. Wie hierover, of over de geschiedenis van de Rhedense schaapkudde meer wil weten, verwijs ik graag naar hun informatieve site https://schaapskudde.nl/het-veluwse-heideschaap/.





Opmerkingen